En dan ben je er opeens bijna niet meer

Erik (53) is een echte mensenmens. In de stad waar hij woont, kent hij iedereen en iedereen kent hem. Hij is een graag geziene gast op feesten en partijen en zijn bulderende lach klinkt regelmatig boven het feestgedruis uit. Daar komt abrupt verandering in als zijn stem van de ene op de andere dag verdwijnt. Hij heeft moeite met slikken en krijgt geen hap meer door zijn keel.

Een bezoek aan de huisarts levert in eerste instantie weinig op. Pas als er foto’s worden gemaakt van de binnenkant van zijn keel/halsgebied wordt duidelijk wat er aan de hand is. Erik heeft een vals aneurysma. In zijn halsslagader is een scheurtje ontstaan en daardoor is er bloed naar binnen gesijpeld. Dat bloed is gaan stollen en heeft een bloedprop gevormd die tegen de stembanden drukt, waardoor de stemzenuw wordt afgeknepen.

“U heeft geluk gehad”, sprak de behandelend arts. “In 90% van de gevallen loopt dit niet zo goed af. Wanneer de bloedprop naar uw hersenen was gegaan, had u het zeker niet overleefd.” Het bericht dringt nog niet helemaal tot hem door. Hoe kan iemand die zo midden in het leven staat, zó dicht bij de dood zijn geweest?

Zijn vrouw beseft dat hij door het oog van de naald is gekropen. Zij drukt haar man op het hart gas terug te nemen. Maar voor Erik, die hovenier van beroep is, is de zomer de drukste tijd van het jaar. “Misschien zou ik meer rust moeten nemen”, zegt hij als hij mijn praktijk bezoekt voor zijn eerste Access Bars behandeling. “Wat zou er gebeuren als je het woordje “misschien” weg zou laten?”, vraag ik. Erik slaakt een diepe zucht. “Ik moet meer rust nemen, maar dat gun ik mezelf niet.”

Overal waar wij woorden als “misschien” en “eigenlijk” gebruiken, geven wij aan onszelf een belangrijke boodschap, die we niet willen horen. We weten wel waar ons lichaam behoefte aan heeft, maar zijn we ook bereid daarnaar te handelen? Zo weet Erik bijvoorbeeld heel goed wat hij moet doen, maar hij is zo gewend om actief bezig te zijn, dat hij niet meer weet hoe hij zijn rust kan vinden.

De behandeling is pas tien minuten bezig als hij merkt dat zijn lichaam reageert op de zachte aanraking. Het is alsof het naar een andere versnelling gaat; van overleven naar leven, van altijd maar doorgaan naar even pas op de plaats. Hij voelt hoe hij steeds dieper wegzakt in deze staat van ontspanning en dat is een nieuwe ervaring voor hem.

Erik is een man met een groot hart en hij deelt zijn aandacht, tijd en geld graag met andere mensen. Maar kan hij ook ontvangen? Dat vindt hij lastig, want dat is hij niet gewend. Ik vraag hem de woorden hardop uit te spreken: ik mag ontvangen. De eerste keer klinkt het hees en haast fluisterend, de tweede keer wint zijn stem aan kracht en de derde keer klinkt het luid en duidelijk: IK. MAG. ONTVANGEN. Deze krachtige affirmatie (=versterkende zin) kan hij inzetten op de momenten waarop zijn stem het laat afweten. Telkens wanneer hij het zegt of denkt, zal het meer waar worden.

Wanneer de behandeling ten einde loopt, is zijn stem weer helemaal terug. Hij klinkt nu alleen nog een beetje slaapdronken, alsof hij net is ontwaakt uit een diepe slaap. Erik rekt zich loom uit en zegt: “Wat is dit heerlijk! Dit moet ik mijzelf vaker gunnen. Nee, dit gá ik mijzelf vaker gunnen.” Met een nieuwe afspraak op zak keert hij huiswaarts. Dag lieve, grote, sterke man.